Geschiedenis St. Sebastianus

Geschiedenis van schutterij Sint Sebastianus Heel

Bij een brand in het toenmalige verenigingslokaal in de jaren ’70 van de 20e eeuw, ging vrijwel elk stuk historie van Schutterij Sint Sebastianus Heel verloren. Het is dus erg moeilijk om zicht te krijgen op de geschiedenis van de – met afstand – oudste vereniging van Heel. Door nieuw onderzoek van de laatste jaren – met name historicus en schutterijdeskundige Luc Wolters uit Simpelveld moet hier genoemd – komt stukje bij beetje de geschiedenis toch naar boven via andere kanalen. Hopelijk werpt nieuw onderzoek in de toekomst nog meer licht op deze bijzondere vereniging. Hieronder een samenvatting van hetgeen we op dit moment weten.

Grijze Oudheid

Van het oudste verleden van schutterij Sint Sebastianus is weinig bekend. De eerste vermelding duikt op in 1646. Een vicaris (Heel was toen bezit van het domkapittel van Sint Lambertus van het prins-bisdom Luik), kwam op inspectie naar Heel. Hij noteerde onder het hoofdstuk ‘broederschappen’ dat de broederschap Sint Sebastianus een altaar in de kerk had en ook dat deze broederschap inkomsten kreeg uit verpachting van gronden. Of het hier überhaupt wel een schuttersgilde betreft, is niet helemaal zeker. Er waren veel soorten broederschappen in die tijd, en over typische ‘schutterszaken’ wordt nergens gesproken. Toch is het waarschijnlijk dat het hier inderdaad om de schutterij gaat. De Heilige Sebastianus is immers schutspatroon van de (handboog)schutters. Bovendien had de schutterij lange tijd daadwerkelijk inkomsten uit grond. De veldnaam ‘schuttenheide’ (nabij resort Boschmolenplas) is daarvan een voorbeeld.

Een roerige kapitein

Een periode van bijna 100 jaar vormt een blinde vlek in de archieven. Het is niet bekend of de schutterij dan nog wel bestaat, maar in de schepenbankverslagen van 1735 duikt de schutterij op inzake een proces tussen de kapitein van de schutterij (een zekere Peter Pijlmans) en herbergier Clouts. Het proces handelt over een ruzie die losbarstte na het vogelschieten en het zogenaamde “schieten naar de schijve”. Vaandeldrager Janssen deed de schutterij in 1740 een proces aan omdat ze hem geroyeerd hadden en een zekere Baeten had op de Bastianusviering van 20 januari 1743 Kapitein Pijlmans in zijn eigen huis uitgescholden. Uit deze schepenbankverslagen kunnen we een aantal zaken opmaken. Dat er in ieder geval een schutterij onder de naam “de oude compagnie van St. Sebastianus” in Heel heeft bestaan, die zich naast het vogelschieten ook oefende middels het schijfschieten. Het gilde had verder een vaandel en het bestuur bestond uit een kapitein en twee dekens. Verder ontving de schutterij pacht uit een aantal gronden. De oude veldnaam ‘schuttenheide’ herinnert nog aan die pachtgronden.

‘Keijser van 1828’

Over de continuïteit van de schutterij tot in de 19e eeuw is niets bekend, maar het staat vast dat de schutterij ouder is dan het jaartal 1854 dat lang op het vaandel heeft gestaan. Het oudste kasboek dateert al uit 1844, en men maakt melding van een zekere J. Colbert “Keijser van 1828”. Deze Colbert moet dus in 1826 en 1827 ook al koning van St.Sebastianus zijn geweest. Dit blijft echter tot nog toe de enige vermelding van een schutterij in Heel tussen 1743 en 1844. Het kasboek vertelt ons tal van zaken over de schutterij in de 19e eeuw. De schutterij had een uitgebreid officierskorps, van kolonel tot korporaal. De rangen werden per opbod verkocht. Bovendien had de schutterij nog bijlmannen in hun gelederen, althans, in die richting wijzen de voorschoten, berenmutsen, zagen en bijlen op die in bezit van de vereniging waren. Verder dienden de officieren voor een sjerp te zorgen, en moesten zij hun rangonderscheidingstekenen over hun burgerkledij dragen als het gezelschap uittrok.

Den Draak

Een vrij bijzondere zaak is de zorg over de draak van Heel. In het kasboek van 1844 staan al uitgaven in die de schutterij met de processie en de kermis deed met betrekking tot de draak. In ieder geval ging de schutterij vanaf 1844 tot 1914 -toen het gebruik verdween- met de draak mee in de processie. Aansluitend hieraan werd de draak “oppe linj” door de Koning van de schutterij “door eene houten peek of lans” doodgestoken, na driemaal -gezeten op een paard- rond de draak te zijn gelopen. De draak viel dan neer, en spuwde vuur door middel van een lont met nat kruit. De drakenlegendes zijn in het Midden-Limburgse geen onbekend fenomeen. Onder meer is een dergelijk gebruik bekend in Swalmen (reeds in de 18e eeuw) en Beesel (vanaf de 19e eeuw tot heden).

Sint Joris?

Al deze draken hebben een sterke binding met de kerk en de plaatselijke schutterijen. Het kerkse element school in de heiligenfiguur van St. Joris, bekend om zijn strijd met de draak. Zijn beeltenis werd compleet met draak in processies meegevoerd. De schutterijen kozen in navolging van de kruisvaarders vaak St. Joris als schutspatroon (kruis- en voetbooggilden) of St. Sebastianus (handbooggilden). Dit verklaart dan weer de sterke binding van de drakenlegendes met de schutterijen, immers, een schutterij met St. Joris als patroonsheilige moest ook een draak hebben. De hele gang van zaken rond de draak was ook in Heel een privilege voor de schutterij, die de draak ook in eigendom had. Zij onderhield hem en kocht geregeld een nieuwe (bijvoorbeeld in 1869).

Geërfd?

Buiten de taak in de processie -waar hij alleen maar meeliep- en het korte spel na afloop, inde de schutterij op kermismaandag met behulp van de draak de standgelden van de kermisexploitanten. Deze gelden mocht de schutterij houden, ter bestrijding van de gemaakte onkosten. Het is hoogst opmerkelijk dat een Sebastianusgilde een drakencultus heeft. In een onderzoek van L. Okken uit 1974 blijkt dat in alle 25 plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden waar een draak in de processie meeging, een jonge schutterij van St. Joris hiervoor verantwoordelijk was. Ook de plaatsen waar geen drakentraditie was, heette de jonge schutterij vaak St.Joris, zoals bijvoorbeeld in Wessem. Het is mogelijk dat schutterij St. Sebastianus het hele drakengebeuren geërfd heeft van een Heelse schutterij die St. Joris heette.

In de hierboven reeds vermelde 18e eeuwse processtukken wordt namelijk St. Sebastianus als “de Oude Compagnie” aangeduid. Er moet in die tijd dus ook een Jonge Schutterij bestaan hebben. Wellicht had die de naam van St. Joris, en is de draak toen dit gilde om welke reden dan ook ter ziele ging de draak bij St.Sebastianus terechtgekomen. Dit blijft evenwel louter een hypothese omdat over een schutterij St. Joris in Heel niets bekend is.

Twee oude foto’s

Echt oude foto’s van de schutterij zijn er bijna niet. Twee exemplaren slechts zijn tegenwoordig nog voorhanden. Over die twee foto’s is lang nogal wat mist gespuid. De jongste foto zou genomen zijn in 1918, toen de Panheeldenaar (pater) Jac. Schreurs zijn eerste mis opdroeg. Volgens de overlevering werd hij door harmonie de Vriendenkrans en schutterij St. Antonius van Panheel naar de kerk van Heel begeleid. Terug in Panheel, maakte men van beide verenigingen een groepsfoto voor café Levels (nu de fam. H.Geelen).

Pater Jac. Schreurs

Schutterij Sint Sebastianus ca.1920
Schutterij Sint Sebastianus ca.1920

 

 

 

Pater Jac. Schreurs ontbreekt echter op deze foto, zodat het niet eens zeker is of de verenigingen bij deze gelegenheidop de gevoelige plaat zijn vastgelegd.

Mathieu Coenen, ‘de sjnieder’, ca. 1920
Hubert Schreurs, ‘Flessebaer’, ca. 1920

Bovendien staan op de foto van de schutterij louter mensen uit Heel. Op de eerste rij herkennen wij links H. Schreurs (Flessebaer, met lans), en naast hem Mathieu Coenen (“de sjnieder”). De tamboer-maître is Johannes (Sjang) Walschot. Waarschijnlijk heeft de schutterij van Heel pater Jac. Schreurs dus naar de kerk begeleid, en niet die van Panheel. Áls de foto al bij die gelegenheid gemaakt is, wil dat zeggen… Het voornaamste is dat we een van de zeldzame oude foto’s van Sint Sebastianus kunnen presenteren.

Voor de kerk

Ook over de oudste foto is lang onduidelijkheid geweest. Hierop ziet men een schutterij en de harmonie de Vriendenkrans voor de kerk staan. Lang heeft men aangenomen dat ook deze foto gemaakt is toen pater Jac. Schreurs zijn eerste mis opdroeg. Nauwkeurig

Schutterij Sint Sebastianus Heel ca. 1910

e bestudering levert echter het volgende op:

De schutters zijn uitgerust met geweren, compleet met bajonet. Op de foto ik hierboven, dragen schutters andere kostuums: ze hebben ze geen sjerpen om hun middel en zijn er ook geen geweren. De foto’s kunnen dus onmogelijk bij dezelfde gelegenheid gemaakt zijn. Bovendien vertellen ons mondelinge overleveringen, dat schutterij St.Antonius in den beginne (ze werd opgericht in 1897) geen tamboers en geen vaandel in de vereniging had, zodat ze vaak alleen maar aan schietwedstrijden mochten deelnemen.

Wapens

Voor wat betreft het jaartal zijn er enkele aanwijzingen. Toen de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) uitbrak, moest iedereen -ook de schutterijen- uit voorzorg hun wapens inleveren. De foto kan derhalve niet uit 1918 dateren. De tamboer heeft zijn trom met zwart doek omfloerst, hetgeen op een begrafenis duidt. Over een begrafenis van een hooggeplaatst persoon (burgemeester, pastoor) tussen 1908 en 1914 is echter niets bekend. Het kan ook nog om een begrafenis met ‘schutteneer’ gaan, omdat dubbellidmaatschappen tussen harmonie en schutterij in die tijd veel voorkwamen. Het zou dan ook beide verenigingen aan de kerkpoort kunnen verklaren.

Herkenbare personen

Commandant Pierre Linssen, ca 1920
Commandant Pierre Linssen, foto ca 1910

 

Sjang Walschot als schut met geweer, ca 1910

De enige duidelijk herkenbare

Sjang Walschot als tamboer-maître, ca 1920

personen op de foto zijn uit Heel afkomstig. Zo staat vooraan in het midden, met de sjerp om zijn middel de commandant van St.Sebastianus, Pierre Linssen. Het enige andere herkenbare lid van de schutterij is Johannes Walschot (de latere tamboer-maître van St.Sebastianus), die achter de trommelaar staat. De kleine jongen achter commandant Pierre Linssen, draagt duidelijk een klarinet. Dat is een instrument dat hoort bij een harmonie. Harmonie de Vriendenkrans (1884) werd echter opgericht als fanfare, waar geen klarinetten meespelen. De omzetting naar harmonie volgde in 1908, zodat deze foto tussen 1908 en 1914 gedateerd kan worden.

De kostuums (bolhoeden en zelfs hoge hoeden, en de stijve boorden van de overhemden) wijzen bij de tweede foto ook op de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog. Op de bovenste foto dragen sommige heren een deukhoed, en die hoort dan weer eerder in de jaren ’20.

Nog meer mist

Over de oprichtingsdata is in Heel altijd veel te doen geweest. Lange tijd prijkte op het vaandel het curieuze jaartal 1854. Terwijl het oudste notulenboek dat vandaag de dag nog in het gemeentearchief berust, al begint in 1844. Volgens de overlevering wilde men in 1929 een ‘…zoveel-jarig’ bestaan vieren om een schuttersfeest wat meer cachet te geven, en werd de knoop doorgehakt op 75 jaar. In 2004 deed zich hetzelfde voor, al was inmiddels gebleken dat de vereniging uit 1646 stamde. Toch werd toen maar ‘afgeklokt’ op 350 jaar, acht jaar ‘te jong’. 1654 is het jaartal dat op dit moment op het vaandel prijkt, en zelfs als historicus durf ik daar helemaal in mee te gaan. Juist omdat we zoveel niet weten uit die tijd, is streven naar exactheid is eerder een vals streven.

Conclusie

Ondanks dat een brand het verenigingslokaal in de jaren ’70 van de 20e eeuw in de as legde, en er dus weinig oude stukken meer over zijn, weten we over schutterij Sint Sebastianus Heel een aantal zeer bijzondere zaken voor de schuttersgeschiedenis in het algemeen. Zo is ze bij mijn weten de enige schutterij – naast Sint Jacobus uit Roermond – die zich in de 18e eeuw met schijfschieten bezighoudt. Verder is goed zichtbaar hoe de vereniging zich tussen de 18e en de 19e eeuw omvormt van een typisch gilde – met dekens en een kapitein – naar een op militaire leest geschoeid gezelschap – met korporaals, kolonels en sappeurs. Het lijkt erop dat de schutterij rond 1900 een bloeitijd kende, maar dat na de Eerste Wereldoorlog een teruggang te noteren valt. De op oude foto’s zichtbare geweren zijn later verdwenen en het gezelschap lijkt ook wat kleiner.

Koningen en keizers 1826-1867

1826 J. Colbert

1827 J. Colbert

1828 J. Colbert, keizer

1829-1843 Onbekend

1844 Theodoor Jansser, slager

1845 Theodoor Janssen, slager

1846 Theodoor Janssen, keizer

1847 Jan Colbert, rentenier

1848 Jan Colbert, rentenier

1849 Vogel niet afgeschoten

1850 Leon Slaads, jager te Osen

1851 Jacob Janssen, zoldermeester op het kasteel te Heel

1852 Jan Colbert

1853 Leonard Slaads

1854 Jacob Janssen

1855 Leonard Slaads

1856 Peter Jan Knoops

1857 Leonard Slaads, jager

1858 Wilhelm Brouns, 14 jaar oud

1859 Leonard Slaads

1860 Johannes Knoops

1861 Leonard Slaads

1862 Leonard Slaads

1863 Leonard Slaads, keizer. 8 dagen  na zijn keizersschot vertrok hij naar Amerika

Daarom bleef de oude keizer van 1846 Theodoor Janssen aan.

1864 Wilhelm Brouns

1865 Hendrik Giessen

1866 Jozef Holdermans

1867 H. Wakkers, molenaarsknecht op de Damsmolen te Heel

 

Rangen in de 19e eeuw

Net als de meeste andere Limburgse schutterijen, evolueerde ook Sint Sebastianus van schuttersgilde met slechts een paar rangen en functies (kapitein, vaandrig, deken) naar een vereniging die qua rangen en bewapening een militaire uitstraling kreeg. In de 19e eeuw werd het gebruik ingevoerd, de rangen werden per opbod verkocht. Vermoedelijk werd het gebruik na 1918 (einde Eerste Wereldoorlog) weer afgeschaft.

De rangen die op te maken zijn uit de archieven, met jaar van invoering en prijs:

 

Secretaris

Secretaris was in 1844 tot en rnet 1872: Jacob Janssen, luitenant-secretaris, zoldermeester kasteel Heel. Koning 1851.

Kolonel

De rang van kolonel werd in 1854 geïntroduceerd en ging voor fl 2, = naar Leonard Staads, die in 1863 emigreerde. In 1866 werd de rang opnieuw uitgegeven voorfl 1,

Grootmajoor

De rang van grootmajoor werd in 1866 geïntroduceerd en men kon het worden voor 60 cent. In 1872 ging werd Jan van Drents grootmajoor voorfl 1,20.

Kapitein

Kapitein van 1844 tot 1847: A. Knoops. Hij bedankte zich. Kapitein sinds 1848: Johan Pollaert Kapitein-adjudant

Kapitein-adjudant van 1844 tot 1847: Johan Pollaert

1e Luitenant

1e Luitenant in 1844 tot en met 1872: Karel Brouns

2e Luitenant

2e Luitenant in 1844: H. Rubbergh

2e Luitenant in 1845: Frans Stultjens voor 36 cent

Sergeant

De introductie van de rang van sergeant in 1866 voor 15 cent

Vaandeldragersplaats

Vaandeldragersplaats in 1845 verpacht aan Leonard Janssen.

Vaandeldragersplaats in 1855 verpacht aan Goedfrid Meuwissen. Het vaandelslaan in 1865 verpacht aan Hubert Giessen. Het grote vaandel in 1865 verpacht aan Wolter Vissers

Standaarden

Standaard van St. Steven in 1845 verpacht aan Arnold Geerlings, in 1846 aan Geraad Houben Standaard van St. Sebastianus in 1855 verpacht aan Hendrik Mulders Standaard in 1861 verpacht aan Renier Deben Standaardplaats St. Steven in 1870 verpacht

 

Schutters van Heel in de 1844-1872

Uit de 19e eeuwse archieven kan ook opgemaakt worden wie de leden waren. Gemiddeld telde de vereniging 23 leden, met uitschieters naar beneden (17) in slechte jaren, maar ook naar boven (39 in 1854).

Opvallend is dat veel namen later ‘typische harmonie-families’ zouden worden. Denk hierbij aan Rubbergh, Delhoofen/Delhoven, Bijlmakers, Janssen, Neijens, Knoops en Stultjens. Petrannes Knoops zou zelfs een van de oprichters van de harmonie worden. Aan zoiets eenvoudigs als een familienaam, kan de soms wat gespannen verhouding tussen muziekverenigingen en schutterijen verklaard worden. Zeker in de eerste helft van de 19e eeuw snoepte de relatief nieuwe (1884) harmonie ‘De Vriendenkrans’ vaak de beste krachten weg van de schutterij.

Dit is een fenomeen dat in veel plaatsen in Limburg voorkomt. De verlokkingen van de nieuwigheid ‘zelf muziek maken’ moet voor velen een enorme aantrekkingskracht gehad hebben. Het zorgde ervoor dat de eeuwenoude schuttersrituelen een tijdlang onder druk kwamen te staan, en eigenlijk pas vanaf de jaren ’60 van de 20e eeuw een revival beleefde.

Maar grote delen van de 19e eeuw was het schuttersleven onbedreigd en waren de mensen die in verenigingsverband gezelligheid opzochten, lid van de schutterij.

Voor zover bekend zijn ook de beroepen van de leden weergegeven.

 

Jan Bekkers (1858 lid geworden)

Reinier Beurskens

Herm. Boumans (1848 lid geworden)

Karel Brouns, zie officieren Math Brouns (1853)

Wilh. Brouns (geb. ca. 1844, genoemd 1858, 1864)

Math. Bijlmakers (1853, 1855)

Jan Colbert (overl. 1852), oud-keizer

Pet. Colbert (overl. 1861)

Hendrik Daniels (1858 lid geworden)

Renier Deben (1858 lid geworden, genoemd 1861

M. Delhoven (1855)

Jan van Drents, zie officieren

Arnold Geerlings (1845)

Hendrik Giessen (1865)

Hubert Giessen (1865)

Johan Giessen (1864 lid geworden)

Math Giesen (1846 lid geworden)

Joh. Gorissen (1853)

Jozef Holdermans (1862 lid geworden, genoemd 1866)

Geraad Houben (1846)

H. Rubbergh (1844)

Jacob Janssen, zie secretaris

Leonard Janssen (1845)

Theodoor Janssen, zie koningen en keizers

Knoops (1844-1847), zie officieren

Jan Knoops (1853, 1860)

Peter Jan (Petrannes) Knoops (1855, metselaar op het kasteel van Heel)

Jacob Kooien (1855)

Gerard Kremers (1858 lid geworden)

Jan Linssen (1865 lid geworden)

Jan Manakker (1848 lid geworden)

Goedfrid Meuwissen (1848 lid geworden. genoemd 1855)

Hend. Mulders (1855, overl. 1858)

Jan Nieskens (1857 lid geworden)

Jos Niessen (1867 lid geworden)

Wilh. Nijens (1853)

Math. Opveld (1849 lid geworden)

Antoon Pollaert, (1864 lid geworden)

Joh. Pollaert, sr., zie officieren

Jon. Pollaert, jr. (1853 lid geworden)

Godf. Ramakers (1853)

Jos. Ramakers (lid geworden 1853)

Jon. Ramakers (1853)

Math. Schreurs (1852 lid geworden, genoemd 1853)

Wilh. Schreurs (overl. 1854)

Leonard Slaads, zie koningen en keizers

Frans Stultjens, zie officieren (overl. 1871)

Wilh. Vissers (1848 lid geworden, overl. 1853)

Wilh. Vissers (1864 lid geworden)

Wolter Vissers (1865)

H. Wakkers (1867 lid geworden)

Jan Waltschot (1853)

 

Literatuur:

Wolters, Luc: ‘Schutterij Sint Sebastianus’, deel I en II, verschenen in Kroetwès, 1999